maandag 9 maart 2015

Boekverslag: De donkere kamer van Damokles


De donkere kamer van Damokles is geschreven door Willem Frederik Hermans. Hij is geboren op 1 september 1921. Hij was een Nederlandse schrijver van romans, novellen, verhalen, poëzie, toneelstukken en scenario's, alsmede van essays.

Titelverklaring:

De titel van het boek is De donkere kamer van Damokles. Dit is een goede, passende titel voor het boek. De donkere kamer slaat op de foto waarmee Osewoudt’s lot mee bezegeld is. De foto was gemaakt in de donkere kamer. Ook slaat de donkere kamer op eenzaamheid, op onzekerheid en isolement. Damokles was een hoveling aan het hof van Dionysius I van Syracuse (406 – 367 v. Chr) Hij mocht voor een dag koning zijn. Maar deze hing een zwaard aan een paardenhaar boven de troon, om hem aan te tonen in welk gevaar een tiran steeds verkeert. De donkere kamer van Damokles is dus een boek waar een foto een belangrijke rol speelt, en eenzaamheid, en dreiging ook meespelen. Een ondertitel is er niet. 

Bron: http://www.scholieren.com/boekverslag/45656

Biografie:


Willem Frederik Hermans (Amsterdam, 1 september 1921 – Utrecht, 27 april 1995) was een Nederlands schrijver van romans, novellen, verhalen, poëzie, toneelstukken en scenario's, alsmede van essays, kritieken en polemieken. Daarnaast was hij actief als fotograaf en maker van surrealistische collages. Hermans behaalde cum laude de graad van doctor in de Wis- en Natuurkunde (1955, fysische geografie). Hij weigerde de P.C. Hooft-prijs (1971), maar accepteerde wel de Prijs der Nederlandse Letteren (1977), die hij uit handen van de Belgische koning Boudewijn ontving. Hermans wordt met Gerard Reve en Harry Mulisch gerekend tot De Grote Drie, de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs.
Als leerling van het Barlaeus-gymnasium werkte Hermans mee aan de schoolkrant. Onder de Bezetting schreef hij zowel korte verhalen als romans. De verzetsroman De tranen der acacia's verscheen als feuilleton in het tijdschrift Criterium (1946) en werd bij verschijning als boek (1949) op grote schaal en overwegend gunstig besproken, waarbij het unieke talent van de jonge auteur werd erkend. Een bescheiden reistoelage won Hermans in 1950 voor de klassiek geworden oorlogsnovelle Het behouden huis (1952). De voorpublicatie van Ik heb altijd gelijk (roman, 1952) veroorzaakte een proces over belediging van het katholieke volksdeel.Paranoia (novellen, 1953) en Een landingspoging op Newfoundland en andere verhalen (novellen, 1957) bevestigden Hermans' reputatie in literaire kring. Vond de experimentele vertelling De God Denkbaar Denkbaar De God (1956) een beperkt publiek, nationale erkenning verwierf Hermans met De donkere kamer van Damokles (roman, 1958), bij verschijning door vele critici als een meesterwerk begroet.
Daarna concentreerde Hermans zich meer op zijn wetenschappelijke werk en schreef onder meer het boek Erosie (1960). Het bijwonen van twee wetenschappelijke bijeenkomsten, in Noord-Scandinavië (1960 en 1961) vond een literaire neerslag in Nooit meer slapen (roman, 1966), dat als zijn beste werk wordt beschouwd. Als polemist paarde hij een scherpe argumentatie aan een groot gevoel voor humor en sarcasme: de populariteit van Mandarijnen op zwavelzuur (strijdschrift, 1964) overleefde de kwesties die erin aan de kaak werden gesteld. Enkele essays uit deze jaren getuigden van onder meer Hermans' blijvende interesse voor de filosoof Ludwig Wittgenstein. In de Weinreb-affaire (1969-1976) ontmaskerde Hermans de naamgever als een oorlogsmisdadiger wiens rehabilitatie voorkomen diende te worden; het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie beslechtte de kwestie met een voor Weinreb vernietigend rapport. Ook verscheen Hermans' laatste oorlogsroman, Herinneringen van een engelbewaarder (1971).
Hermans' functioneren aan de Universiteit Groningen werd onderwerp van een onderzoek dat hem vrijpleitte van plichtsverzuim; toch nam hij in 1973 ontslag en vestigde zich te Parijs. De emigratie viel samen met een afname van de kritische waardering: het vervolg op De God DenkbaarHet Evangelie van O. Dapper Dapper (1973), en Onder professoren (roman, 1975) knakten zijn faam. De volgende jaren vroegen critici zich hardop af of Hermans zijn vroegere niveau nog wel kon halen en verweten hem herhaling, gemakzucht en het vallen voor de verleiding op een makkelijke manier veel geld te verdienen. Ook de weinig genuanceerde standpunten uit Hermans' dagbladstukken konden niet op algemene waardering rekenen, culminerend in de ophef rond zijn officieel bezoek aan Zuid-Afrika ondanks de culturele boycot tegen het apartheidsregime. Aan het einde van de jaren tachtig nam de waardering weer toe: Een heilige van de horlogerie (roman, 1987) werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 1988. Au pair(1989) is Hermans' laatste omvangrijke roman en zijn enige die in Parijs speelt. In 1991 vestigde Hermans zich in Brussel. HetBoekenweekgeschenk In de mist van het schimmenrijk (1993) is een omwerking van een nooit gepubliceerd manuscript uit - en over - de oorlog. Ten tijde van zijn overlijden legde Hermans de laatste hand aan de korte roman Ruisend gruis (1995), die aansluit bij het surrealisme van Moedwil en misverstand (1948).

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Frederik_Hermans


Samenvatting:



Het hoofdpersonage is Henri Osewoudt, een jongen die de puberteit lichamelijk niet doormaakt. Aan het begin van het verhaal wordt in de sigarenwinkel van zijn ouders inVoorschoten zijn vader vermoord door zijn psychopathische en aan waanvoorstellingen lijdende moeder, waarna de 12-jarige Henri bij zijn oom Bart Nauta en diens dochter Ria in Amsterdam wordt ondergebracht. Als Henri achttien is besluit hij te trouwen met zijn volle nicht Ria. Samen met Henri's moeder die inmiddels uit het gesticht is ontslagen keren ze met zijn drieën terug naar de sigarenwinkel. Henri heeft daarna het gevoel alsof zijn leven nu al voorbij is, al is hij pas twintig. Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Enige dagen na de capitulatie komt een man in de sigarenwinkel binnen die zich Dorbeck noemt en door de Duitsers wordt gezocht. Osewoudt geeft Dorbeck een kostuum te leen en begraaft Dorbecks kostuum in zijn eigen tuin. Dorbeck lijkt qua uiterlijk erg op Osewoudt, maar hij heeft zwart haar terwijl Osewoudt blond is. Als Dorbeck later het kostuum terugbrengt vraagt hij tevens aan Osewoudt of die enkele Leica-films wil ontwikkelen. Dat mislukt, waarna Osewoudt om zijn gepruts te maskeren met een eigen Leica-camera zelf een paar nieuwe foto's maakt. Dorbeck blijkt echter niet meer geïnteresseerd in de opnames.
Tijdens de oorlog raakt Osewoudt bij het verzet betrokken doordat hij steeds nieuwe opdrachten krijgt van Dorbeck. Als Ria en zijn moeder door de Duitsers gevangen worden genomen, moet Henri vluchten en onderduiken. Zijn haar wordt zwart geverfd door Marianne, een joodse studente op wie Osewoudt verliefd wordt. Hij mag clandestien foto's gaan ontwikkelen in de verzetsgroep van Labare in Leiden. Wanneer Osewoudt op een gegeven moment zelf ook in handen van de Duitsers valt, wordt hij om onduidelijke redenen in het ziekenhuis opgenomen terwijl hem lichamelijk nauwelijks iets mankeert. Door onbekenden wordt hij uit het ziekenhuis bevrijd, waarna hij terugkeert naar het huis van Labare en diens handlangers, die echter kort daarop zelf gevangen worden genomen door de Duitsers. Ook Marianne is dan bij Labare aanwezig, maar samen met Osewoudt weten zij wel uit handen van de Duitsers te blijven. Wanneer Osewoudt later alsnog weer wordt gearresteerd, krijgt hij van de Duitsers te horen dat Marianne inmiddels ook is opgepakt en in kamp Westerbork zit en daarbij zwanger van hem is. De Duitse officier Ebernuss belooft Marianne te bevrijden als Osewoudt in ruil daarvoor Dorbecks schuilplaats verraadt. Bij de daaropvolgende laatste ontmoeting tussen Osewoudt en Dorbeck, die hij eerst waarschuwt, waarna ze Ebernuss vergiftigen, krijgt Osewoudt van Dorbeck kleren om zich als verpleegster te vermommen. Tevens verneemt Osewoudt van Dorbeck dat zijn moeder is vermoord, nadat ze bij de Duitsers was aangegeven door Ria, die inmiddels is hertrouwd. Hij krijgt van Dorbeck de volgende dag een berichtje dat Marianne bezig is te bevallen, maar wanneer Osewoudt op het aangegeven adres arriveert blijkt het kindje overleden. Marianne krijgt hij niet te zien. Osewoudt zoekt daarop Ria weer op in Voorschoten en vermoordt haar. Hij vermoordt ook een Duitse officier bij wie hij in de auto zat.
Aan het eind van de oorlog en erna blijkt Osewoudt tot zijn verbazing en frustratie echter niet als held, maar als verrader en handlanger van de Gestapo te worden beschouwd. Zijn "bevrijding" uit het ziekenhuis was door de Duitsers in scène gezet om hem gemakkelijk te kunnen volgen. De Nederlandse politie is er echter rotsvast van overtuigd dat Osewoudt hierbij rechtstreeks met de Duitsers onder een hoedje speelde. Oom Bart blijkt de oorlog te hebben overleefd, maar hij wil niets meer van zijn neef weten en zegt niets over hem dat ontlastend kan werken. Iedereen die verder ten gunste van Osewoudt had kunnen getuigen is inmiddels dood of spoorloos verdwenen; Marianne schijnt inmiddels in een kibboets te zitten. In zijn verdediging tegen de verdachtmakingen die tegen hem worden geuit, komt Osewoudt niet veel verder dan het telkens herhalen van zijn hoop dat Dorbeck op een dag uit zal komen leggen dat er sprake is van een misverstand. De mogelijkheid wordt nog geopperd dat Dorbeck in werkelijkheid iemand was van de familie Jagtman, aan wie Osewoudt in het begin van de oorlog de ontwikkelde foto's moest versturen. De vroegere tandarts van deze familie probeert aan de hand van gebitsgegevensiemand die mogelijk Dorbeck is in een lijkenhuis van het concentratiekamp te identificeren, maar dit mislukt doordat de betreffende persoon geen tanden meer heeft. Het blijft daarmee onduidelijk of Dorbeck wel of niet nog in leven is.
Aangezien Dorbeck dus onvindbaar blijft, wordt de figuur van Dorbeck door zowel de Nederlandse als de Engelse politie weggezet als een verzinsel of zelfs een hallucinatie van Osewoudt. De psychiater die vroeger Osewoudts moeder behandelde is van dit laatste overtuigd. Als laatste redmiddel probeert Osewoudt een foto te ontwikkelen waarop hijzelf en Dorbeck samen te zien zijn. De opname blijkt echter mislukt, waarna Osewoudt in uiterste wanhoop het gebouw waarin hij gevangen wordt gehouden uit rent en even later wordt doodgeschoten.


Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/De_donkere_kamer_van_Damokles

Twee recensies:





Titel: De donkere kamer van Damokles
Uitgever: G.A. Van Oorschot
Jaar van uitgave: 1958
Pagina’s: 335

Geen opmerkingen:

Een reactie posten